Renaissance
De periode waaruit wij werken is voor zowel dames- als herenkostuums van 1530 tot 1570. De kleding uit die tijd was vrij donker van kleur en gemaakt van zware stoffen. Wij volgen vooral de Italiaanse stijl met eventueel Engelse invloeden.
In bijna heel Europa zag je bij de dames een vierkante halslijn en een wijd uitlopende rok, vaak met een split voorin. De taille zat daadwerkelijk in de taille. Er werden meestal kapjes gedragen die al het haar verborgen.
De heren droegen over hun chemise (een soort hemd) een kort jasje, doublet genaamd. De ballonbroek was erg populair, tussen de stroken is hier de onderstof te zien. Daaronder werden gebreide hosen (een soort maillot) gedragen. Vaak werden hierbij nog een cape en een baret gedragen.
Barok
Onder Lodewijk XIV werd de kleding van het Franse hof steeds belangrijker. De Franse kleding was kleurrijk en extravagant. Ook werden pruiken populair.
De barokkostuums die wij dragen zijn gebaseerd op de periode 1730-1770, ook wel Rococo geheten.
De dames droegen wijde jurken met Watteau-plooien en paniers. Over de paniers droegen ze een onderrok en daaroverheen een onderrok van stof die paste bij de overjurk. De jurk had een split aan de voorkant zodat je de mooie onderrok kon zien. De stoffen waren rijk gedecoreerd met patronen of strepen in vrolijke kleuren.
De heren droegen een wijde blouse met veel ruches bij de hals en de mouwen. Daarbij een kniebroek met een lang vest en daar overheen een wijde jas met veel plooien en grote manchetten. Ook deze kostuums waren gemaakt van rijk gedecoreerde stoffen. In de stoffen was bijvoorbeeld een motief aanwezig met de fleur-de-lis (Franse lelie).
Het dragen van een pruik raakte steeds meer in de mode. De pruiken waren bepoederd met krijt of meel en waren hierdoor wit of grijs. Ook werden kapsels gemaakt van eigen haar, soms aangevuld met nephaar, waarbij door het poederen een lichte kleur ontstond. De pruiken werden in de loop der tijd steeds excentrieker en hoger. De gezichten werden bleek geschminkt en gepoederd, de lippen en wangen rijkelijk voorzien van rode schmink en rouge. Verder zag je schoonheidsvlekjes op gezicht of decolleté.
Weens
Met Weens bedoelen wij de periode 1840-1865 toen de Weense balzalen erg populair waren, vooral ook dankzij de walsen, polka's en quadrilles.
In het begin van deze periode werden de damesjurken erg wijd door het gebruik van vele onderjurken, maar dat maakte het dragen erg lastig, vooral met dansen. Om dit probleem op te lossen, werden er al vanaf 1830 hoepelconstructies gemaakt van onder andere paardenhaar, baleinen en rietachtige materialen. Tussen 1850 en 1860 ontdekte men het minder kwetsbare, stevige en flexibele staaldraad als materiaal voor de crinoline. In het woord ‘crinoline’ zijn de Latijnse woorden ‘crinis’ (haar, vlecht) en ‘linum’ (vlas) nog herkenbaar.
De dameskostuums waren van mooie dure stoffen, zoals zijde en hadden vooral pastelkleuren. Onder de jurk werden nog één of twee onderrokken gedragen. Omdat het in die tijd niet gepast was dat je het been of de enkel van een dame zag, werden er lange onderbroeken onder de jurk gedragen, voorzien van een kanten of geborduurd randje.
De heren droegen een rokkostuum, iets wat je ook nu nog wel ziet. Het kostuum bestaat uit een zwarte rokjas en zwarte broek, met rokwit en vlinderstrik, witte handschoenen en eventueel een zwarte hoge hoed.
Naast deze avondkleding, hebben wij ook kostuums voor overdag. Deze werden veelal 's middags gedragen tijdens een wandeling of theevisite. Voor de dames bestaat dit kostuum uit een hoepelrok met jasje en eventueel een cape, hoed of parasol. De heren dragen een jacquetjas met een lichte of grijs gestreepte broek, een gekleurd giletje en een cravate.